Eén diagnose, twee verhalen
“Bij Matthijs viel het op toen hij een jaar of vijf was,” vertelt hun moeder Yvette. “Hij liep moeizaam, struikelde vaak. Maar pas na jaren van onderzoek kregen we de echte diagnose.” Het ging om een zeldzaam type HMSN, een foutje in het DNA. Bij Eline kwam de diagnose sneller aan het licht, juist omdat haar broer al onderzocht werd. Maar het verloop bij haar is anders. Ze loopt, sport, rijdt paard. “Artsen dachten eerst zelfs: dit kán niet dezelfde ziekte zijn,” zegt haar moeder. Toch bevestigde het DNA-onderzoek dat zij allebei de spierziekte HMSN hebben.
Met de dag achteruit
Matthijs levert elke dag iets in. “Ik kan alleen mijn rug en handen nog beperkt bewegen,” zegt hij. Hoe meer zijn lijf achteruitgaat, hoe meer hulpmiddelen erbij komen. “Ik heb een elektrische rolstoel, handspalken, een hoestmachine, uitzuigapparaat, tillift, omrolsysteem voor in bed, douchestoel, sondevoeding…” En zo kan Matthijs nog wel even doorgaan. Ook heeft hij een apparaat voor beademing. “Daar lig ik ’s nachts aan, omdat mijn longen het maar voor 14% doen.” In de toekomst zal hij waarschijnlijk ook beademing overdag nodig hebben. “Als ik mijn armen veel heb gebruikt, merk ik dat alles zwaarder wordt.” Zijn moeder voegt toe: “Na een lange dag horen we het ook aan zijn stem die hees en zachter wordt. Zijn armen raken verkrampt en hij kan dingen minder goed pakken. Hij heeft dan duidelijk meer hulp nodig.”
Op dit moment merkt Eline nog weinig van haar spierziekte, behalve dat haar conditie iets minder is dan die van leeftijdsgenoten. “Over het verloop denk ik niet te veel na,” zegt Eline. “Ik geniet van wat ik nú kan. Ook als ik zie hoe het met mijn broer gaat.”